Op 26 maart stemde de Tweede Kamer in met het voorstel om ‘discriminatie’ in de Arbowet op te nemen. Als de Eerste Kamer ook met het voorstel instemt, moeten werkgevers in hun organisatie de risico’s van discriminatie op de werkvloer in kaart brengen en zo nodig een preventieplan maken.
De Arbeidsinspectie moet toezicht houden op deze maatregelen. Dat betekent dat de Arbeidsinspectie bij geconstateerde of gemelde discriminatie aan de werkgever zal vragen om aan te tonen dat deze een beleid heeft inzake psychosociale arbeidsbelasting. Dit houdt tevens in dat als de Arbeidsinspectie constateert dat in een bepaald bedrijf sprake is van duidelijke kansen op discriminatie, van de werkgever kan worden geëist dat er gericht beleid wordt gevoerd. De Arbeidsinspectie beoordeelt niet zelf of daadwerkelijk sprake is van discriminatie (of ongeoorloofd onderscheid); deze taak is voorbehouden aan de Commissie Gelijke Behandeling of de rechter.
Bureau Discriminatiezaken Kennemerland (BD) is blij dat de werkgever meer verantwoordelijkheid krijgt met betrekking tot het voorkomen van discriminatie op de werkvloer. Een groot deel van de meldingen dat bij het bureau binnenkomt, gaat namelijk over discriminatie of ongelijke behandeling op het werk. Het is niet altijd makkelijk om dit aan te tonen, maar door de wet is de werkgever verplicht om in ieder geval meer aandacht te geven aan het onderwerp.
Het BD kan hier werkgevers op aanspreken en werknemers zonodig ondersteuning bieden bij een procedure bij de Commissie Gelijke Behandeling.
Art.1, de landelijke vereniging waarvan Bureau Discriminatiezaken Kennemerland lid is, heeft hier jaren voor gepleit.