Godsdienst

Rechtszaak Wilders

Op 20 januari 2010 begon de rechtszaak tegen PVV-Kamerlid Geert Wilders. Het Openbaar Ministerie vervolgt hem voor het beledigen van groepen mensen en het aanzetten tot discriminatie en haat. Bureau Discriminatiezaken Kennemerland beantwoordt hieronder de meest gestelde vragen over de rechtszaak.

Waarvoor wordt Geert Wilders vervolgd?
Geert Wilders is door het Openbaar Ministerie (OM) aangeklaagd voor het beledigen van groepen mensen – artikel 137c wetboek van strafrecht – en het aanzetten tot discriminatie en haat – artikel 137d wetboek van strafrecht – van mensen wegens hun godsdienst en ras.
De aanklacht betreft naast de film Fitna diverse uitspraken in de media over de islam en moslims. Bijvoorbeeld “De grenzen dicht, geen islamieten meer Nederland in, veel moslims Nederland uit (…)” en “Die Marokkaanse jongens zijn echt gewelddadig. Zij rammen mensen vanwege hun seksuele geaardheid in elkaar.” Zie de dagvaarding voor alle feiten waarvoor Wilders terechtstaat.


Waarom wilde het OM eerst niet vervolgen en nu wel?
In 2008 besloot het OM 40 aangiften tegen uitlatingen van Wilders niet voor de rechter te brengen. Hoewel het OM een aantal uitspraken beledigend vond voor moslims, geldt in Europa de regel dat uitlatingen in een maatschappelijk en politiek debat zeer ver mogen gaan. Het OM vond niet dat Wilders te ver was gegaan omdat zijn uitlatingen zich vooral zouden richten op de godsdienst islam en niet zozeer op moslims.
Diverse personen en organisaties waren het niet eens met deze beslissing. Zij dienden via een artikel 12-procedure beklag in bij het Gerechtshof Amsterdam.
In tegenstelling tot het OM oordeelde het Hof dat er voldoende reden is om Wilders te vervolgen voor aanzetten tot discriminatie, haat en groepsbelediging. Met name ‘de eenzijdige, sterk generaliserende formuleringen met een radicale strekking, niet aflatende herhaling en een toenemende felheid waarbij ook symbolen van het moslimgeloof worden aangetast en uitspraken over de gelovigen zelf worden gedaan’, noemde het Hof ernstig.
Het Hof achtte het van algemeen belang dat een strafrechter een duidelijke grens trekt in het maatschappelijke debat. Het OM gaf vervolgens gehoor aan het bevel van het Hof om Wilders te dagvaarden.


Welke straf kan Wilders krijgen?
Op het beledigen van een groep mensen en op het aanzetten tot haat of discriminatie staat een geldboete van 7.400 euro en een gevangenisstraf van maximaal een jaar. In de praktijk krijgen veel daders een geldboete of een voorwaardelijke gevangenisstraf. Indien een dader zich in een bepaalde periode opnieuw schuldig maakt aan discriminatie, gaat hij of zij alsnog de gevangenis in. Omdat Wilders zich nooit eerder voor een strafrechter heeft moeten verantwoorden, is de verwachting dat hij niet de cel in hoeft.
Overigens staat het hebben van een strafblad het lidmaatschap van de Tweede Kamer niet in de weg.


Is wel eens eerder een politicus veroordeeld wegens discriminatie en/of haat zaaien?
Nederland
In 1997 werd Kamerlid Hans Janmaat (Centrumdemocraten) veroordeeld wegens discriminatie. Tijdens een demonstratie had hij gezegd dat hij, eenmaal aan de macht, ‘de multiculturele samenleving zou afschaffen’. Janmaat kreeg een voorwaardelijke celstraf van 2 maanden en een geldboete van 7500 gulden.
In 1998 moest ook Kamerlid Leen van Dijke (RPF) terechtstaan voor discriminatie. De politicus vergeleek in een interview homo’s met dieven. Beiden zouden volgens hem in de ogen van God zondaars zijn. Hij werd uiteindelijk vrijgesproken.
Buitenland
In België werd in 2006 Daniel Féret, van het extreem-rechtse Front National, door de hoogste rechter veroordeeld wegens schending van de antiracismewetgeving. De politicus had ondermeer migranten bestempeld als criminelen en uitbuiters. Féret kreeg 10 jaar onverkiesbaarheid en een werkstraf van 250 uur opgelegd die hij moest uitvoeren in het werkveld integratie. Féret ging vervolgens bij het Europees Hof voor de rechten van de mens in verweer tegen de straf, omdat die een onterechte inbreuk zou zijn op zijn vrijheid van meningsuiting. Zijn beroep werd echter niet gehonoreerd. Het Europese Hof vond zijn uitlatingen een ernstige bedreiging voor de sociale vrede en politieke stabiliteit en oordeelde dat elke democratische staat het recht heeft om dat te bestraffen.
Ook Nederlandse burgers kunnen een beroep doen op het Europese Hof. Europese wetgeving is van toepassing in Nederland.


Is het bestraffen van discriminerende of haatzaaiende uitspraken niet een onterechte inperking van de vrijheid van meningsuiting?
Nederland kent een grote vrijheid om je mening te uiten. Een inperking is alleen aan de orde als een recht van een ander in het geding komt of als de wet wordt overtreden. De rechter maakt per geval een afweging wat zwaarder weegt.
Ook volgens Europese rechtspraak mogen uitlatingen zeer ver gaan. De vrijheid om je mening te uiten wordt als belangrijke voorwaarde beschouwd voor een democratische samenleving. Zodoende mogen uitlatingen zelfs choquerend, verontrustend en aanstootgevend zijn. Met name in de hitte van een debat kunnen dingen op het scherpst van de snede worden gezegd.
Politici hebben daarbij extra ruimte om zich te uiten zodat zij ongezouten hun mening kunnen geven in het publieke en politieke debat. Tegelijkertijd wordt er een beroep gedaan op hun verantwoordelijkheid. Juist doordat zij zich in de publieke arena begeven en een groot bereik en daarmee invloed hebben, dienen zij verantwoordelijk met hun meningsuiting om te gaan en geen uitspraken te doen die tot intolerantie kunnen leiden. Deze verantwoordelijkheid geldt met name als zij vooraf in alle rust over hun uitlating hebben kunnen nadenken.


Moet de grens van vrijheid van meningsuiting niet worden bepaald in het politieke en maatschappelijke debat in plaats van in de rechtszaal?
In het politieke en maatschappelijke debat lopen de opvattingen over de uitlatingen van Wilders uiteen. Van ‘dit moet kunnen, hij zegt wat hij vindt’ tot ‘dit is onacceptabel, hij sluit mensen uit en stigmatiseert’. Als een samenleving middels debat en zelfregulering geen antwoord vindt op een maatschappelijk vraagstuk, kan – als uiterste middel – een rechter uitkomst bieden. Als mensenrechten in het gedrang zijn, is een rechterlijke uitspraak zelfs zeer wenselijk. In dit geval gaat het om het recht om gevrijwaard te blijven van discriminatie en haat en het recht van vrijheid van meningsuiting.


Wat vindt het Bureau Discriminatiezaken Kennemerland van de rechtszaak?
Het Bureau Discriminatiezaken Kennemerland (BD) is vanuit maatschappelijke en menselijke betrokkenenheid bijzonder geïnteresseerd in de rechtszaak tegen de heer Wilders. Het gaat ons om de uitspraak van de rechter: heeft Wilders met zijn uitspraken artikel 137 c en d Wetboek van Strafrecht overtreden? Zijn zijn teksten als discriminerend aan te merken en zaait hij haat ten opzichte van groepen mensen met de dingen die hij zegt? Zijn er, ook voor hem als Tweede Kamerlid, grenzen aan wat hij wil zeggen?


Het BD merkt dat de uitspraken die Wilders doet en gedaan heeft, invloed hebben en polarisatie in de samenleving bewerkstelligen. Mensen voelen zich als individu en als groep in een hoek gedrukt met een negatief stempel. Dit heeft zowel op individueel niveau als op het niveau van buurten en wijken en van de samenleving als geheel, negatieve gevolgen. Aan sociale cohesie wordt afbreuk gedaan. Het werk van het BD richt zich op het voorkomen en bestrijden van discriminatie en het bevorderen van gelijke behandeling en begrip voor mensen die anders zijn. De uitspraken van Wilders leveren hieraan geen positieve bijdrage.


Het BD staat voor een gelijke behandeling van iedereen en kijkt naar alle gronden van discriminatie. Dit betekent dat een ieder die zich gediscrimineerd voelt of geconfronteerd wordt met discriminatie, zich tot het bureau kan wenden. Iedereen hoort (wel eens) tot een groep met een bepaald kenmerk op grond waarvan discriminatie plaatsvindt.


Bij de regiezitting van de rechtszaak die op 20 januari jl. plaatsvond, hadden veel demonstranten het over de vrijheid van meningsuiting en dat die hier in het geding was. Maar Wilders staat terecht voor discriminatie, strafbaar gesteld in artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht. Grondrechten en vrijheden gelden voor iedereen. Een burger kan echter niet terechtstaan op grond van een grondwetsartikel en kan een ander ook niet aanklagen alleen op grond daarvan. Wel geldt dat een vrijheid begrensd wordt wanneer inbreuk gemaakt wordt op de vrijheid van een ander, waneer die in de verdrukking komt. Vrijheid van de een mag niet ten koste gaan van de vrijheid van een ander.


We wachten de rechtszaak en de argumenten bij de uitspraak van de rechter met belangstelling af.