In de Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische ziekte (WGBH/CZ) lezen we dat gelijke behandeling op het werk betekent dat een werkgever een werknemer niet anders mag behandelen dan andere werknemers omdat hij of zij een handicap heeft. In de praktijk leidt dit vaak tot misverstanden, bijvoorbeeld als werkgevers denken dat gelijk behandelen gelijk staat aan hetzelfde behandelen. Maar het moge duidelijk zijn dat gelijke behandeling gaat over gelijke kansen, over niet achterstellen.
De wet is in 2003 in werking getreden. Personen die menen dat zij gediscrimineerd worden op grond van een handicap of een chronische ziekte kunnen een beroep doen op deze wet. De wet verplicht om, indien hierom is verzocht, doeltreffende aanpassingen te verrichten voor personen met een handicap of chronische ziekte, tenzij deze aanpassingen een onevenredige belasting vormen. Alle langdurige lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen vallen onder deze wet.
Op deze wet kan een beroep worden gedaan als sprake is van discriminatie door onderwijsinstellingen, werkgevers, aanbieders van woningen en openbaarvervoersbedrijven.
Vanaf 2016 is de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte uitgebreid met goederen en diensten. Nu gaat deze ook op voor onder andere horecagelegenheden, musea, winkels, bioscopen, verzekeraars en zorginstellingen. Zij zijn verplicht om aanpassingen te doen voor mensen met een beperking en hulphonden toe te laten.
De WGBH/CZ wordt de komende jaren als volgt uitgebreid:
Vanaf januari 2020 – toegankelijkheid van trams, tramhaltes en treinstations
Vanaf 1 januari 2030 – toegankelijkheid van treinen